E.1 Hoe zeg je het? ... minuten voor/over
half...
|
Gegeven: Elke oefening begint met een
kleine simulatie.
De klokt start van bv.2:30 en loopt terug tot 2:26
Opdracht: Hoe zeg je het?
Hoe? De leerlingen sturen een smsje met de
juiste verwoording.
Gradatie: uurcijfers. Zie A1
Er komen beurtelings opgaven rond voor/over aan
bod.
Voor het aflezen op de wijzerklok is er geen verschil in
moeilijkheidsgraad (zie verder).
|
Welke verwoordingen worden aanvaard?
|
Standaard aanvaardt het programma de drie
verwoordingen hiernaast afgebeeld als correct.
U kunt eventueel niet gewenste verwoordingen
WEGvinken.
In dat geval zal de leerling gestimuleerd worden om het ANDERS te
zeggen.
|
E.2 Zet de wijzerklok juist.
|
Gegeven: verwoording (hier 10 voor 1)
Opdracht: zet de wijzerklok juist
zie C1
|
E.3 Van wijzerklok naar cijferklok (3 voor 8 =
7:57)
|
Gradatie
Bij de opgaven 1 tot 5 beperken we ons dat
uuraanduidingen VOOR de middag (2 voor half 3 => 2:28)
Vanaf opgave 6 komen uuraanduidingen NA de middag
aan bord
(2 voor half 3 na
de middag => 14:28)
|