Wat valt er te
leren?
* De termen morgen,
gisteren, overmorgen en eergisteren gebruiken.
* Een digitale maandkalender kunnen hanteren.
* Referentiematen kennen en gebruiken (lengte).
* Basisverhoudingen: 1 week = 7 dagen, 1 euro = 100 cent,
enz...
Scenario's
|
De kalender staat op
vandaag (de dag waarop de leerling de oefening
maakt).
Opdracht: surf naar
morgen. Welke dag is het dan?
De leerlingen moeten
op de kalender de dag die past bij 'morgen'
aanduiden.
Vervolgens moeten ze
op het kalenderblaadje aanduiden welke dag het is. Dat kunnen ze op
de kalender aflezen.
Elke opgave is een
dubbele opdracht. Er zijn in totaal 5 opgaven.
Aan beurt komen:
morgen, gisteren, overmorgen, eergisteren en 'de laatste dag van
het jaar'
|
|
De leerlingen moeten de juiste naamdag
aanklikken..
|
|
Testscenario.
Meerkeuzevragen.
|